Milieumissie

Zelf een vogel zijn, is van oudsher de ultieme droom van de mensheid. Zweefvliegers trachten die droom om te zetten in realiteit. Vliegen zonder motor, zonder lawaai, zonder ook maar iemand of iets te verstoren : dàt is de kern van de zweefvliegerij. Niet voor niets staat deze sporttak (want dat is het wel!) aan de wieg van de iets meer dan 100 jarige luchtvaart.

Interesse voor de natuur

Zweefvliegers zijn van nature erg geïnteresseerd in de natuur. Menig piloot is van zweefvliegen beginnen dromen nadat ie roofvogels, aalscholvers of ooievaars door het ruime zwerk heeft zien zweven Maar ook weerfenomenen boeien de zwevers, want zij zijn daarvan afhankelijk. En landschappen, want we houden van de diversiteit van de streken waar we zachtjes overheen glijden. En kennis van bosecosystemen, valleigebieden, natuurlijke hellingen, zelfs bergen is noodzakelijk om in de lucht te blijven of de zwever netjes op de grond te zetten wanneer niet boven kan gebleven worden. Veel zweefvliegers houden ook van de open omgeving van waaruit we opereren.

Synergie met de natuur

Zweefvliegvelden moeten onderhouden worden binnen het raamwerk van internationale luchtvaartreglementen, die vooral tot doel hebben de luchtvaart veilig te houden. Om voor de hand liggende redenen zal je dus geen hoge vegetatie (struiken, struwelen of bomen) op een zweefvliegterrein vinden, tenminste toch niet op de piste of de onmiddellijke omgeving. Vergeet niet dat een zweeftoestel landt met een snelheid van 90 tot 120 km per uur, en dan is een botsing (of zelfs maar het aanraken met de vleugelpunt) van hoog kruid al snel dodelijk. Veel toestellen zijn trouwens gemaakt uit hout en doek, of lichte kunststoffen.

Het voordeel van deze open graslanden is dat ze heel schraal worden gehouden. Ze hebben dus een vrij strak maairegime (piste en een veiligheidszone) waardoor een hoge soortendynamiek ontstaat voor planten, mossen en insecten. Iets verder van de landingszone wordt minder frequent gemaaid. De uitbaters van een vliegveld doen dus niet anders dan bijvoorbeeld Natuurpunt, de beheerder van honderden natuurreservaten, namelijk : maaien en afvoeren. Hierdoor ontstaat bodemverschraling, maar die leidt wel tot een grotere soortendifferentiatie. Hier kan struik- en dopheide tot ontwikkeling komen, allerlei schraalgraslanden en hooiland. Het is een insecten- en reptielenparadijs. Zo vormt het vliegveld van Zoersel (EBZR) nog een veilige thuis voor uiterst zeldzame sprinkhaansoorten die je nergens anders kan vinden. En dat trekt dan weer vogels aan, zoals paapje, roodborsttapuit, steenuil, en veel andere zeldzame soorten die hier komen foerageren maar in de randbebossing broeden. Op sommige vliegvelden komen zelfs grutto’s, scholeksters, wulpen en kieviten tot broeden. En dat vlakbij de landingsbanen! In voor- en najaar wordt op deze vliegvelden vaak massale stuwtrek waargenomen van piepers, leeuweriken, roofvogels. Extensieve vliegvelden (meestal zijn ze gedurende de week verlaten!) zijn dus refugia en stepping-stones binnen het Natura 2000-netwerk. De overheid krijgt hier natuur, zonder dat ze financiële middelen en mankracht hoeft in te zetten.

Zweefvliegers houden het graag rustig

De clubs moeten hun zweeftoestellen in de lucht krijgen. Dat gebeurt soms met een lier (een lange kabel), maar toch ook met sleeptoestellen, meestal kleine Piper Super Cubs of Robins om er maar twee te noemen. Dit heeft het voordeel dat de zwever meteen in een thermiekbel wordt “afgezet” en meteen aan een ononderbroken overlandvlucht van soms wel 5 à 7 uur kan beginnen. De sleeppiloten hebben de expliciete opdracht om de toestellen boven het vliegveld op te trekken, maar zeker niet in niet dicht bebouwde zones.

Het geluid van deze sleeptoestellen is erg beperkt, tenminste eens ze op een bepaalde hoogte de vliegveldzone hebben verlaten. De tendens om stille toestellen te kopen, of de bestaande sleepkisten uit te rusten met een 4-bladige milieuvriendelijke schroef is zeer sterk ! Op termijn verwacht men ook nog veel stillere (diesel-)motoren. Een sleep duurt overigens niet lang, zo tussen de 4 à 6 minuten (hoogte 500 meter). Het zweefvliegbedrijf begint trouwens meestal vrij laat, zo rond 11.00 uur als de eerste thermiek zich begint te vormen. Zweefvliegers zijn ook altijd terug voor zonsondergang. Bovendien zijn de dagen waarin kan gevlogen worden in België relatief beperkt. Als het regent, te veel wind is of er komt een fiks onweer aan, zie je geen zwever in de lucht.

Zweefvliegers en de algemene milieubijdrage

Zweefvliegen is niet gemakkelijk, want er is (op uitzonderingen na) geen motor aan boord. Wie dus wil landen, krijgt maar 1 kans. Typische circuits draaien, is er dus niet bij. Zweefvliegers worden door hun fijne techniek dan ook aanzien als bekwame piloten. Wie dus later voor beroeps- of privaat piloot studeert, moet ook minder uren praktijk doen. Dat is een niet te miskennen milieubijdrage. Het maakt de vliegerij ook toegankelijker voor wie het financieel niet zo breed heeft.

De clubs moeten werken conform de afgeleverde VLAREM-milieuvergunning. Voor militaire vliegvelden is meestal geen aparte vergunning, maar de opslag van brandstof en de garage-activiteiten zijn steeds vergunningsplichtig. Er moeten dus normen nageleefd worden, en de clubs krijgen dus inspectie van de gemeentelijke én gewestelijke milieu-ambtenaren. Dan wordt ook gecontroleerd of alle milieuvergunningsvoorwaarden nageleefd worden. Er mag geen brandstof in de bodem lekken, het regenwater mag niet bezoedeld geraken, de olie- en vetvang moet regelmatig gereinigd worden, garage-afval moet naar de KGA-kluis op het containerpark, enzovoort.

Groot onderhoud van sleeptoestellen (met langdurig proefdraaien enzo) gebeurt meestal niet op de kleine vliegvelden. De wetgeving is heel streng, en daarvoor wordt een toestel meestal overgevlogen naar een erkend technisch bedrijf. Die beschikt op zijn beurt over de nodige milieuvergunningen.

Zweefvliegen en de zgn General Aviation heeft weinig te zien met de heisa rond nachtvluchten bijvoorbeeld. Jammer genoeg wordt de berichtgeving rond Zaventem of andere grote luchthavens, ook wel eens doorgetrokken naar de kleine luchtvaart. Uit onderzoek van pnl blijkt dat deze echter maar een miniscule fractie uitmaakt van het brandstofverbruik of de geluidshinderklachten.

De Liga en het milieu

De Liga van de Vlaamse Zweefvliegclubs heeft een actieve milieucommissie MICOM. Ze bestaat uit een milieuverantwoordelijke (soms ook milieucoördinator, zie VLAREM-wetgeving) per club. Elke club handelt ook volgens een milieucharter, en de MICOM staat de clubs met raad en daad bij om de erg ingewikkelde milieureglementering op te volgen en te implementeren op het terrein.

De Liga ondersteunt ook plaatselijke initiatieven, zoals de intensieve samenwerking met bewonersgroepen of het gezamenlijk beheer of natuurinventariseren met bijvoorbeeld Natuurpunt-kernen of universitaire instellingen. Hieruit kunnen, in overleg met de bevoegde overheden, beheersplannen ontstaan die de vliegactiviteiten combineren met een verhoogde aandacht voor natuurwaarden.

Meer informatie, zie Milieucharter van de Liga van Vlaamse Zweefvliegclubs